Het is de Maand van de Informele zorg: de maand waarin we de schijnwerpers op het belang van onze vrijwilligers en mantelzorgers zetten. Deze week delen we verhalen van mantelzorgers, bewoners, vrijwilligers en collega’s. Eén ding valt steeds weer op: informele zorg geeft kleur aan de dag van iedereen die betrokken is.
Mevrouw Dost, bewoner van zorgcentrum Op den Toren, vertelt dat de dagelijkse bezoekjes van haar zoon het hoogtepunt van haar dag zijn. “Ik kom uit een groot gezin,” zegt ze. “Ik ben gewend dat er altijd mensen om mij heen zijn. Dankzij mijn zoon heb ik me hier geen moment eenzaam gevoeld.” De zorg doet het geweldig, benadrukt ze. “Maar familie… dat is toch anders. Het betekent zó veel dat hij steeds even langskomt.”
Ook meneer Kickken woont in Op den Toren en herkent dat gevoel. Hij glundert wanneer hij vertelt hoe vaak zijn kinderen komen. Bijna om de dag staat er wel iemand voor hem klaar. “Maar als ze gewoon even bellen, ben ik ook al tevreden. Wanneer het met mijn kinderen goed gaat, gaat het ook goed met mij.” Zijn kinderen helpen hem met alles wat hij zelf niet meer kan regelen: papierwerk, nieuwe kleding, zelfs zijn ogen druppelen als ze langskomen. “Ik ben heel dankbaar voor de hulp die ze mij bieden.”
De betrokkenheid van naasten sluit naadloos aan op wat collega’s ervaren. Lianne, medewerker welzijn bij Op den Toren, ziet dagelijks hoe onmisbaar mantelzorgers en vrijwilligers zijn. “Zonder hen zou er echt veel minder mogelijk zijn, zeker als het gaat om activiteiten of persoonlijke aandacht. Zij kunnen echt rustig de tijd nemen en hebben tijd voor een praatje, een wandeling of een moment van ontspanning.” Ze merkt dat mantelzorg en vrijwilligerswerk vaak in elkaar overloopt: mantelzorgers helpen bijvoorbeeld bij activiteiten voor de hele afdeling en vrijwilligers helpen wel eens een cliënt naar het toilet. “Het is zo’n mooi samenspel. En de waardering over en weer is groot.”
Die verbondenheid klinkt ook door in het verhaal van Tineke, mantelzorger en vrijwilliger op afdeling Agaat (zorgcentrum Op den Toren). Het mantelzorgen voor haar zus ging haar goed af en ze wilde graag een bijdrage leveren toen ze de drukte op de afdeling zag. “Je ziet sommige bewoners opleven wanneer je binnenkomt,” zegt ze. “Dat geeft zoveel voldoening.” Wilfred, vrijwilliger op dezelfde afdeling, herkent dat volledig. Hij begon als mantelzorger voor zijn ouders, maar bleef na hun overlijden als vrijwilliger langskomen. “Ik ben vaak kritisch,” zegt hij met een lach, “maar in plaats van mopperen besloot ik te helpen. En dat werd heel positief ontvangen.” Ze bedenken zelf initiatieven en voeren die uit, zoals een muziekmiddag of een high-tea. “Zonder ons zouden die activiteiten er simpelweg niet zijn,” vult Tineke aan. “En medewerkers laten écht merken dat ze blij zijn dat we er zijn.”
De zussen Maya en Karin, actief in zorgcentrum Emmastaete, nemen al jaren een groot deel van de zorg voor hun moeder op zich. Wassen, aankleden, het bed verschonen en zelfs de haren knippen. “Het zijn mooie momenten samen,” vertelt Karin. “Als we zeggen: ‘We houden van je, mam’, en ze zegt: ‘ik ook veel van jullie’, dan is dat zó waardevol.” De zussen hebben beide een zorgachtergrond, waardoor ze het mantelzorgen helemaal niet als belasting ervaren. Voor de zwaardere zorgtaken werken ze vaak samen met medewerkers uit de zorg. “Er is zoveel vertrouwen gegroeid door de jaren heen,” zegt Maya. “We voelen ons gewaardeerd, maar ook echt onderdeel van het team.”
In zorgcentrum Huize Louise woont mevrouw Hoen, 96 jaar. “Ik heb niks te klagen,” is haar lijfspreuk. Bijna elke dag komt een van haar drie dochters langs. “We drinken altijd even koffie beneden,” vertelt dochter Hanneke. “Dan zijn we er even tussenuit en hebben we samen een gezellig momentje.”
Daarnaast helpen de dochters hun moeder waar nodig. “Alles wat we thuis deden, doen we hier ook,” legt Hanneke uit. “We hebben haar niet losgelaten.” Hanneke ziet zelf een grote rol voor mantelzorgers in de toekomst. “Ik zie mezelf als aanvulling op de zorg. De medewerkers kunnen niet met iedere bewoner elke dag individueel koffie drinken. Van mij mag het daarom een stuk normaler worden dat je als familie een bijdrage levert aan de zorg voor je familielid.” Vanuit haar rol in de cliëntenraad merkt ze bovendien hoe goed er geluisterd wordt. “Medewerkers zeggen vaak tegen ons: ‘Jullie kennen mam het beste, dus dan gaan we het zo doen’. Dat is heel fijn.”